LETTERZETTEN deel 2
Het eerste deel van dit hoofdstuk is een beschrijving van het gereedschap van de handzetter, de letter en andere zetmaterialen waarmee hij werkt. Dit deel gaat over het werk van de handzetter. Het begint met een korte uitleg over het zetten van tekst en eindigt met een compleet voorbeeld van zetwerk. Sommige woorden zijn cursief en donkerblauw weergegeven. Door zo'n woord met de cursor aan te wijzen wordt daarbij een korte verklarende tekst of een plaatje getoond.
 
Het zetten van tekst
Om een juiste afdruk te kunnen maken zijn de letters in spiegelbeeld gegoten. Aan de kerf (een uitsparing in het letterstaafje) kan de zetter zien wat de onderkant van de letter is. Als je de letters met de onderkant naar je toe zet, moet je van rechts naar links werken. En de regels handzetter aan het werk moeten dan ook nog onder elkaar worden gezet om ze in de goede volgorde te krijgen. Door de letters "op de kop" in de zethaak te zetten kan de zetter van links naar rechts werken, net zoals wij schrijven. Ook kan iedere nieuwe regel bovenop de vorige worden gezet. Als u de cursor hier plaatst kunt u in een plaatje het verschil zien.
Om ze later te kunnen drukken, moeten alle regels dezelfde lengte krijgen, die zetbreedte wordt genoemd. Maar gedrukte regels zijn niet altijd even lang. In dat geval moet de zetter regels gaan opvullen tot de zetbreedte. Bij het opvullen wordt achter de laatste letter wit gezet en blijven alle spaties gelijk. Alleen als een regel maar een paar punten korter is dan de zetbreedte, worden die gelijkmatig over de spaties verdeeld. Als het gaat om bijvoorbeeld twee punten, dan worden vier spaties vergroot met een halve punt. Ook bij een zogeheten gecentreerde tekst zijn alle spaties gelijk en worden de regels opgevuld. Het verschil zit in de manier van opvullen. De helft van het benodigde wit komt dan vóór de eerste letter en de ander helft achter de laatste letter.
De zetbreedte en de lengte van de gedrukte regels kunnen ook gelijk zijn. Dan begint iedere regel met een letter en eindigt met een letter of leesteken. Om dat te bereiken zal de zetter de gezette regel uitvullen door de spaties aan te passen. Bij een regel die bijvoorbeeld drie punten te kort is, zal de zetter zes woordspaties met een halve punt vergroten. Het kan ook voorkomen dat de laatste letter van een woord net niet in de regel past. Dan zal de zetter op dezelfde manier een aantal woordspaties verkleinen om zo de benodigde ruimte te winnen.
 
Het andere werk van de zetter
Er zijn heel veel soorten drukwerk, zoals briefpapier, formulieren, geboorte- en trouwkaarten of advertenties. Maar voor alle soorten moet de drukvorm een rechthoek zijn, zodat die kan worden vastgezet in de drukpers. De gebruikelijke naam voor drukvorm is zetsel, omdat het opbouw van een zetsel maken ervan de taak van de zetter is. Zo'n zetsel kan zijn opgebouwd met alleen tekst en wit, maar ook een zeer ingewikkelde constructie zijn. De afbeelding hiernaast laat de opbouw van een eenvoudig zetsel zien. Het principe van werken in 'blokken' van zowel tekst als wit wordt in elk type zetsel toegepast. Een zetsel kan zo sneller en steviger worden opgebouwd. Het is ook mogelijk om snel wijzigingen aan te brengen door alleen het wit anders te verdelen. Een verandering van tekst zal opnieuw moeten worden gezet en heeft alleen invloed op de constructie van het zetsel als het aantal regels daardoor is veranderd. Als een zetsel klaar is wordt het opgebonden om te voorkomen dat het uit elkaar kan vallen. Als u hier klikt kunt u zien hoe de zetter dat doet.
Voor het drukken van afbeeldingen werden cliché's gebruikt. Een cliché is maar van een paar millimeter dik en kan alleen worden afgedrukt als het dezelfde hoogte als de letter heeft. Daarvoor is een zogeheten voet nodig, waarop het cliché kan worden vastgemaakt. Dit zogeheten monteren van clichés is ook een taak van de zetter. In het hoofdstuk Letter en afbeelding vindt u meer informatie over soorten en montage van cliché's.
Na het drukken wordt een zetsel in de meeste gevallen gedistribueerd. Dat wil zeggen: alle letters, spaties, enzovoort worden in de kast terug gelegd, zodat ze voor een nieuw zetsel gebruikt kunnen worden. Al het andere gebruikte materiaal, zoals lijnen en het grotere wit, wordt op zijn eigen plaats terug gegelegd. Ook hierbij werkt de zetter systematisch.
 
Een voorbeeld van zetwerk
Op de (verkleinde) foto ziet u twee van vier pagina's uit een bijzondere boekvorm, waarvoor het papier zigzag is gevouwen en de pagina's naast elkaar zijn gedrukt. De afbeeldingen zijn geen clichés, maar zijn opgebouwd met lijnen en andere standaard materialen. Voor de linker afbeelding zijn vier lijnen, een driehoekje en een half rondje gebruikt. De tweede afbeelding bestaat uit drie lijnen, vier ronde hoeken en een dubbel open vierkantje.
In dit voorbeeld is de zetbreedte 12 augustijn, de maximale lengte van een regel. Een vierkantje aan het begin van een regel laat zo'n regel inspringen. De eerste zes regels van de rechter pagina worden op dezelfde lengte gezet, maar ieder afgesloten met een kwadraat van vier augustijn. De zetter begint met het zetten van alle tekstregels, die met een reglet tussen de verschillende tekstblokjes, op een galei worden geplaatst. Daarna gaat de zetter de afbeeldingen zó opbouwen, dat ze uiteindelijk twee aparte blokjes vormen. Als u hier klikt krijgt u een uitleg te zien. Nadat alle delen klaar zijn berekent de zetter per pagina de witverdeling. Zo kan hij elke pagina direct op precies de juiste hoogte maken.
De volgende stap is het opbouwen van de pagina, die in dit voorbeeld een lengte van 20 augustijn heeft. Op een leeg galei plaatst de zetter eerst een reglet van 12 punten dik en 12 augustijn lang, die nodig is om (samen met een afsluitende reglet) de pagina te kunnen opbinden. Dan neemt hij, samen met de reglet, de eerste regels van het eerste galei en zet die op de reglet waarmee de opbouw is begonnen. De eerste regel staat nu op de reglet, de tweede daarop, enzovoort, net als bij het zetten van tekst. Op dit tekstblokje komt eerst de door de zetter berekende hoeveelheid wit, daarop het blokje van de afbeelding, enzovoort. Als de zetter alle regels en wit heeft geplaatst, sluit hij de pagina af met een reglet van 12 punten. Om snel te controleren of de pagina de juiste hoogte heeft, legt hij een stuk wit van die lengte langs de pagina. Door het zetsel met de ene hand stevig aan te drukken, kan de zetter met de andere direct voelen de hoogte goed is of niet. Als blijkt dat hij een fout heeft gemaakt en de pagina bijvoorbeeld 2 punten te kort is, dan vermeerdert hij op twee plaatsen het wit met één punt. De pagina wordt opgebonden als de paginahoogte goed is.
Het opmaken van de tweede pagina begint ook met een reglet van 12 punten dik. Maar de eerste zes regels moeten worden ingekort. De zetter doet dit door de kwadraten aan het eind van die regels weg te halen. Ook het wit krijgt dezelfde lengte als deze regels en de zetter maakt dit tekstblokje precies even hoog als blokje met de afbeelding. Zo vormen tekst en afbeelding samen één geheel en kan de zetter zonder problemen de volgende regels daar op plaatsen. Daarbij is de werkwijze gelijk aan die van de eerste pagina.
© a.a.j. buisman  /  laatst gewijzigd 17 april 2012