DE LODEN LETTER EN ANDERE BEELDDRAGERS
De eerste gedrukte letters zijn te zien op zogeheten prenten. Dat zijn afdrukken van een tekening, die in een blok hout is uitgesneden. Zo'n blok wordt houtsnede genoemd en werd later ook toegepast voor de tekst in de eerste gedrukte boeken. Nadat rond 1450 het lettergieten was uitgevonden, werd de houtsnede nog lang gebruikt om boeken te illustreren. In de loop der tijd konden, door nieuwe vindingen, afbeeldingen met steeds meer details worden gedrukt. Hoe al deze zogeheten beelddragers werden gemaakt, wordt in dit hoofdstuk beschreven.
 
Lettergieten
patrijs, matrijs en letterstaafjeOm iets te kunnen gieten is een gietvorm nodig. Voor een letter maakt men eerst een zogeheten patrijs. De patrijs is een staafje met een verhoogd beeld in spiegelbeeld, net als het uiteindelijke product. De tweede stap is het maken van de gietvorm: de matrijs. Dat gebeurt door de patrijs in een koperen blokje te slaan, waardoor een positief (verdiept) beeld ontstaat. Deze matrijs moet natuurlijk aan strenge eisen voldoen. Alle letters moeten bijvoorbeeld op dezelfde denkbeeldige lijn komen te staan en na het gieten overal exact dezelfde hoogte hebben. Pas als aan alle eisen is voldaan, wordt de matrijs gehard en kan er daadwerkelijk mee worden gegoten. Voor dat gieten wordt een legering van lood, antimoon en tin gebruikt. Het antimoon maakt het lood harder en daardoor heeft de letter een langere levensduur. Tin zorgt voor een goede verbinding tussen de andere metalen. Bij zeer cursieve schrijfletters moesten de stokken en staarten buiten het letterstaafje uitsteken, omdat anders loog er ongeveer uit zou zien als l oo g. Deze letters werden daarom zo gegoten, dat stok- of staartletter deels werden ondersteund door de letter ernaast. Ook werd er wat koper aan de legering toegevoegd om die harder te maken. Daarmee werd de kans op het afbreken van uitstekende delen sterk verminderd, maar toch bleven zulke letters kwetsbaar.
Eeuwenlang werden de patrijzen geheel handmatig gesneden door mensen, die lettersnijders werden genoemd. Vooral de drukwerken uit de beginperiode getuigen van hun ongelooflijk grote vakmanschap. De steeds groeiende vraag naar lettermateriaal en het streven naar perfectie leidde uiteindelijk tot graveer- en automatische gietmachines.
 
Houtsnede
houtsnedeVoor het maken van een houtsnede wordt in langshout gesneden. Langshout is een stuk hout dat in de lengterichting uit een boomstam is gezaagd, net als een plank. Op het hout wordt de afbeelding getekend, waarna langs de lijnen het hout wordt weggesneden. De vezel van het hout laat niet toe dat er fijne lijnen worden gesneden, omdat die gemakkelijk afbreken. Dat is de reden waarom in een houtsnede geen fijne details of grijstinten te zien zijn.
  
houtgravure
Houtgravure
Hiervoor wordt kopshout gebruikt. Kopshout is een schijf die dwars van een boomstam is afgezaagd. In dit hout graveert de houtsnijder de fijnste lijntjes met de burijn (graveernaald) van de metaalgraveur. Hierdoor is het mogelijk veel fijnere voorstellingen in hout te snijden en kunnen op de afdruk van een houtgravure ook tussentinten (bijvoorbeeld grijs) te zien zijn.
 
Linoleumsnede
Bij het maken van een linoleumsnede gaat men hetzelfde te werk als bij een houtsnede. Ook hier worden de niet tot het beeld behorende delen weggesneden en zijn tussentinten niet mogelijk. In het algemeen zijn er minder fijne lijnen dan in de houtsnede mogelijk. Dit komt omdat fijne lijnen in linoleum nog gemakkelijker kunnen afbreken, zelfs bij het afdrukken. De linoleumsnede is nooit op grote schaal gebruikt en is eigenlijk een vorm van grafische kunst.
 
Cliché's
Het maken van cliché's werd pas mogelijk na de uitvinding van de fotografie. Een cliché is een metalen plaat, waarvan delen zijn weggeëtst zodat er een verhoogd beeld is ontstaan. De plaat wordt eerst van een lichtgevoelige laag voorzien. Dan wordt een film met de afbeelding op de plaat gelegd en wordt die belicht. De delen waarop licht valt worden hard en onoplosbaar. Bij het ontwikkelen van de plaat lossen de onbelichte delen op. Vervolgens wordt met een kleurstof het beeld zichtbaar en zuurbestendig gemaakt. In de etsmachine wordt het overige metaal met salpeterzuur of ijzerchloride weggeêtst. Tegenwoordig kunnen cliché's ook worden gemaakt van kunststof, waarbij geen gevaarlijke zuren nodig zijn. De onbelichte (zachte) delen worden in een bak met water weggeborsteld. Daarna wordt het hele cliché 'gehard' met ultra-violet licht.
Er zijn twee soorten cliché's: lijncliché's en rastercliché's. Het beeld van een lijncliché bestaat uit lijnen en/of vlakken en daarom zien wij alleen zwart en wit. Het beeld van een rastercliché bestaatlijn- en rastercliché uit puntjes van verschillende grootte en geeft ook allerlei tussentinten, zoals op de zwart/wit foto te zien is. Omdat wij niet ieder puntje afzonderlijk zien, wordt het zwart als het ware gemengd met het wit van het papier en wij zien grijs. Hoe minder wit er tussen de punten zit, hoe donkerder het grijs dat wij zien. Het is ook mogelijk een raster in een lijncliché toe te passen. Zo kunnen in het linker plaatje hierboven de vlakjes van de bloem grijs worden weergeven, terwijl de rest zwart blijft. Het grijs kan egaal zijn (als alle puntjes even groot zijn), maar ook in verschillende tinten.
Een cliché is maar een paar milimeter dik en om een cliché net zo hoog als een letter te maken, is een zogenaamde voet nodig. Eerst werd daarvoor een blok hout gebruikt, waarop het het cliché werd vast gespijkerd. Dat kan natuurlijk alleen in de laagste delen van het cliché. Als die er niet binnen de afbeelding waren, dan was er een extra randje voor de spijkertjes nodig. Zo'n houten voet was tamelijk kwetsbaar en sleet snel. Later ging men een loden voet gebruiken. Die werd uit een dikke plaat gezaagd en heel nauwkeurig op de goede hoogte gefreesd. Net als bij de houten voet werd het cliché vast gespijkerd, waardoor een loden voet vaak niet kon worden hergebruikt. De volgende stap in de ontwikkeling was (lichtgewicht) clichéwit, waarmee de zetter een voet van de gewenste maten kon maken. Daarop werd het cliché met tweezijdig plakband vastgeplakt. In theorie had het geheel dan precies de goede hoogte.
© a.a.j. buisman  /  laatst gewijzigd 17 april 2012