DRUKKEN MET KLEUR
Het is mogelijk meer kleuren in één keer af te drukken. Voorwaarde is wel dat ieder element apart (met een handrol) van inkt kan worden voorzien. Maar op die manier zijn de mogelijkheden wel heel erg beperkt. Daarom wordt in de praktijk voor iedere kleur een apart 'zetsel' gemaakt en worden de kleuren na elkaar gedrukt. Voor elke nieuwe kleur wordt het papier opnieuw bedrukt en dat wordt een drukgang genoemd. In dit hoofdstuk worden de verschillende mogelijkheden voor het drukken met kleur beschreven.
 
De drukinkt
Drukinkt is een mengsel van (lijn)olie en heel fijne deeltjes pigment. Zo eenvoudig is het natuurlijk niet, maar om het principe te begrijpen is dit voldoende. Het pigment bepaalt de kleur van de inkt. Voor de zwarte inkt gebruikt men zeer fijne roetdeeltjes als pigment. Er kunnen ook meerdere pigmenten in de inkt zitten om een bepaalde kleur te krijgen. Als wij bijvoorbeeld zelf rode inkt gaan mengen met gele, dan is het resultaat inkt met twee pigmenten en daardoor een nieuwe kleur. Een bijzondere drukinkt is de transparante. Deze inkt is wel gekleurd, maar dekt (anders dan bij de 'gewone' drukinkten) de ondergrond niet helemaal af. Daardoor wordt de kleur van de ondergrond voor het oog gemengd met die van de inkt. Als kleuren gedeeltelijk over elkaar heen worden gedrukt zien wij dan ook andere kleuren. Het plaatje laat het (theoretische) verschil zien, als blauw gedeeltelijk over geel en rood wordt gedrukt. Mede door deze eigenschappen van de transparante inkt is het mogelijk om bijvoorbeeld een kleurenfoto te drukken (zoals later op deze pagina uitgelegd wordt) en waarvoor in de praktijk uitsluitend deze inkt wordt gebruikt.
 
Eenvoudige kleurendruk
Zoals in de inleiding is gezegd is voor iedere kleur een apart zetsel nodig. In het voorbeeld hiernaast zijn er dat er drie. het maakt niet uit of eerst het rood of het geel wordt gedrukt, omdat ze elkaar nergens overlappen. Toch zal in de praktijk de gele rechthoek als eerste worden gedrukt, want daarmee kan de drukker het beste controleren of de vorm recht op het papier staat. Het zwart moet in ieder geval ná het geel worden gedrukt, omdat die kleur immers de achtergrond voor de tekst vormt. Voordat op een achtergrond kan worden gedrukt moet de inkt daarvan 100% droog zijn. In dit voorbeeld is het mogelijk om vôôr die tijd het rood te drukken. De drukker zal in de praktijk daarvoor kiezen.
 
Rasters en kleur
Op een gedrukte zwart/wit foto zie je niets bijzonders. Je ziet zwart, diverse tinten grijs en wit. Als je de afdruk door een loep bekijkt, zie je allemaal zwarte puntjes en wit. Dat wij toch grijs zien, is een vorm van gezichtsbedrog. Want omdat wij niet ieder puntje afzonderlijk zien, wordt het zwart als het ware gemengd met het wit van het papier en wij zien grijs. Hoe minder wit er tussen de punten zit, hoe donkerder het grijs dat wij (denken te) zien. Dit is natuurlijk ook van toepassing als wij een andere kleur zouden gebruiken. Als wij de foto hiernaast met groene inkt zouden afdrukken, dan zouden wij verschillende tinten groen zien. Rasters kunnen ook worden toegepast om in één keer twee 'kleuren' te drukken. Een voorbeeld daarvan ziet u op de afbeelding hiernaast. Om een egale tint te krijgen moeten de puntjes allemaal van gelijke grootte zijn en ook op gelijke afstand van elkaar staan. De ruimte tussen de puntjes bepaalt hoe licht of donker de tint zal zijn. Maar de kleur van de ondergrond heeft ook invloed op het uiteindelijke resultaat. De drie vlakjes zijn met dezelfde rode (dekkende) inkt gedrukt en voor het middelste en rechter vlak is hetzelfde raster gebruikt.
 
Vierkleurendruk
Op een kleurenfoto zijn de meest uiteenlopende kleuren te zien. Toch worden voor het drukken ervan maar drie kleuren en zwart gebruikt en dus vier cliché's gebruikt. Vandaar de naam vierkleurendruk. een klein stukje kleurenleer kan een en ander wat duidelijker maken. Er zijn maar drie kleuren: rood, blauw en geel. dit zijn de primaire kleuren. Alle andere kleuren ontstaan door het mengen van deze drie. Als je blauw en geel mengt krijg je groen, rood en geel geeft oranje, blauw en rood geeft paars, enzovoort. Bruin wordt verkregen door ongelijke delen van de primaire kleuren te mengen. Met drie gelijke delen zouden wij zwart kunnen maken, maar in de praktijk zijn onze kleuren daarvoor niet zuiver genoeg en moet zwarte inkt apart worden gemaakt. Bij het mengen bepaalt de verhouding tussen de kleuren het resultaat. In donkergroen zit meer blauw dan geel en bij lichtgroen is dat andersom.
Zoals wij eerder hebben gezien kan kleurmenging ook door gebruik te maken van transparante inkten of rasters. Door deze twee mogelijkheden te combineren, kan een haast oneindig groot scala aan kleuren worden verkregen. dat is heel kort gezegd de 'magie' van de vierkleurendruk.
Bij vierkleurendruk zijn de uitgangskleuren heel belangrijk. Zij moeten zo op elkaar zijn afgestemd, dat er zoveel mogelijk en heldere kleuren kunnen worden verkregen. Dat is het beste mogelijk met de kleuren magenta, geel en cyaan. In de praktijk kan het zwart niet zo diep worden als op dit plaatje, dat de theorie weergeeft. Echt zwart is alleen met zwarte inkt te bereiken. Door het gebruik daarvan kunnen de kleuren ook donkerder worden gemaakt. Zo komt bijvoorbeeld het verschil tusse donker- en lichtgroen tot stand. Zulke nuances kunnen alleen worden bereikt met behulp van rasters voor de drie uitgangskleuren en zwart. Het voorbeeld hieronder laat de vier aparte rasters en (sterk vergroot) het resultaat na de tweede, de derde en de vierde drukgang zien.

Voor het drukken van een kleurenfoto zijn dus vier rastercliché's nodig. Daarvoor worden aparte 'negatieven' gemaakt, voor iedere drukgang één. Daarmee kunnen de clichés worden gemaakt. Het monteren van de cliché's moet uiteraard zéér nauwkeurig worden gedaan. Elk rasterpuntje moet immers op exact de juiste plaats komen om de gedrukte foto er precies hetzelfde uit te laten zien als het origineel. Om dat mogelijk te maken, worden zogeheten paskruisen gebruikt. Dat zijn cirkeltjes met twee haaks op elkaar staande lijntjes, die bij iedere kleur op precies dezelfde plaats staan. Het monteren van de cliché's gebeurt in een speciaal raam met daaraan een doorzichtig vel. Als het eerste cliché op de voet is geplakt, dan wordt er inkt op aangebracht, het doorzichtige vel erop gelegd en een afdruk gemaakt. Het volgende cliché wordt daarna in het raam gezet. Door het doorzichtige vel met de afdruk over het cliché te leggen, kan er worden gecontroleerd of de paskruisen op elkaar staan. In dat geval 'sluiten' de kleuren. De andere cliché's worden op dezelfde manier gemonteerd en gecontroleerd.
© a.a.j. buisman  /  laatst gewijzigd 31 mei 2011