MACHINAAL ZETTEN
Vierhonderd jaar lang bleef het handzetten de enige zettechniek, ondanks vele pogingen om dat te veranderen. In het begin probeerde men machinaal te zetten met de bestaande losse letters, maar het distribueren moest daarbij nog handmatig worden gedaan. Het idee om op de zetmachine direct van matrijzen letters te gieten leidde uiteindelijk tot bruikbare zetmachines. Van de cursief en donkerblauw weergegeven woorden wordt een korte uitleg zichtbaar als ze worden aangewezen.
 
De regel-zetmachine
Pas aan het eind van de 19de eeuw slaagde Ottmar Mergenthaler er als eerste in om een bruikbare zetmachine te bouwen: de Linotype. Met deze machine werd eerst een hele regel met matrijzen en spaties 'gezet' en dan gegoten. Direct daarna werdende matrijzenLinotype zetmachine in een magazijn gedistribueerd. Dit gebeurde door middel van drie aparte mechanismen, die gelijktijdig konden werken. Daardoor kon tijdens het zetten een regel worden gegoten en een vorige gedistribueerd.
Het zetten gebeurde met behulp van een toetsenbord. Door het aanslaan van toetsen vielen de matrijzen uit het magazijn in een soort zethaak en vormden zo (samen met de spaties) een regel. Zodra de matrijzenregel vol was, werd die naar de gietmond gebracht. De gietmond was een opening in het zogeheten gietwiel, dat precies zo breed en diep was als een regel. Vanuit een metaalpot werd het gesmolten lood in de regel geperst en draaide het gietwiel om zo de gegoten regel zuiver en glad af te snijden. Nadat de regel op een galei was uitgestoten kon de distributie beginnen. De matrijzen werden naar de distribueerliniaal boven het magazijn gebracht en daarlangs opgeschoven. Elke matrijs had zijn eigen combinatie van tandjes, waarmee ze aan de distributieliniaal bleven hangen. Op de distibueerliniaal had ieder kanaal de tegenovergestelde combinatie van de bijbehorende matrijs. Zodra een matrijs boven zijn eigen kanaal kwam, had hij geen houvast meer en gleed hij terug in het magazijn. Afbeeldingen van de machine, matrijzen en gegoten regels kunt u in een apart venster bekijken door hier te klikken.
Binnen zeer korte tijd kwamen nog twee andere zetmachines op de markt, waarvan de Intertype vrijwel gelijk aan de Linotype was. De Typograph was wel een heel andere machine. De overeenkomsten waren de manier van zetten en dat het gietgedeelte onderdeel van de machine was. Maar anders dan bij de andere zetmachines zaten de matrijzen niet in een magazijn, maar op stangen. Na het gieten moesten alle matrijzen weer in positie worden gebracht vóórdat de zetter de volgende regel kon gaan zetten. Daardoor was de productie lager dan die van de andere machines. Ook de regels zagen er anders uit. Afbeeldingen van de machine en regels kunt u hier bekijken.
Voor kranten en tijdschriften had de zetmachine heel veel voordelen. Zoals het veel sneller kunnen zetten en opmaken van pagina's. Maar met de zetmachines konden geen grote corpsen worden gezet en die moesten dus met de hand worden gezet. De combinatie van hand- en machinezetsel gaf vaak problemen bij het drukken. Daarom werden aparte machines ontwikkeld om ook regels van de grotere tot zeer grote corpsen te kunnen gieten.
 
Een ander soort zetmachine
Tolbert Lanston had een heel ander idee over het machinaal zetten. Hij koos hij voor een systeem met losse letters, waarbij elke letter en spatie afzonderlijk werd gegoten en tot een regel gevormd. Lanston noemde het daarom Monotype. Het zetten en gieten gebeurde niet op éénMonotype gietmachine maar op twee aparte machines: het toetsenbord en de gietmachine. Het mechanisme van het toetsenbord werkte door middel van samengeperste lucht. Werd een toets aangeslagen, dan zorgde die samengeperste lucht ervoor dat door perforeernaalden gaatjes in een papierrol werden geslagen. De zo gemaakte ponsband bevatte als het ware de instructies voor de gietmachine.
In de gietmachine werd een matrijzenraam geplaatst. Daarin zat één matrijs van elke letter, leesteken, spatie of speciaal teken. Alles bijelkaar waren dat 255 matrijzen. Voor het gieten werd de ponsband door de machine geleid. Door de gaatjes werd samengeperste lucht gedreven, waardoor steeds één matrijs voor de gietmond werd gebracht. Zo werd iedere letter afzonderlijk en in de juiste volgorde gegoten. Na het gieten werd de letter wat opzij geschoven en de volgende gegoten. Zo werden er regels van losse letters en spaties gevormd, net zoals bij het handzetten. Voor het zetten/gieten van tekst was de maximale corpsgrootte 14 punten. Grotere corpsen konden alleen als losse letter worden gegoten op een zwaarder gebouwde gietmachine: de Monotype Supra, die met één matrijs werkte. De machine goot steeds opnieuw dezelfde letter tot er een andere matrijs werd geplaatst. Deze machine kon meer dan losse letters van grote en kleine corpsen gieten. Ook konden er (sier)lijnen, ornamenten en allerlei soorten wit mee worden gegoten. Afbeeldingen van matrijs en matrijzenraam kunt u hier bekijken en voor de machines en hun producten kunt u hier klikken.
© a.a.j. buisman  /  laatst gewijzigd 17 april 2012